Onbezorgde jeugd in de zandbak
Ik ben in Broekhoven opgegroeid, in het volkswijkje de Vogeltjesbuurt. Ik ben eigenlijk op straat groot geworden, we waren nooit thuis. Als de school uit was waren we op straat aan het spelen. Ik heb daar een onbezorgde jeugd gehad.
We waren wel arm maar we waren een hechte familie. Voor de kinderen was er in de buurt een zandbak en daar speelden we, in die zandbak of het pleintje naast het politiebureau. Daar waren altijd wel 15 tot 20 kinderen aan het spelen. Als we thuis kwamen snapten ze dat niet, dan werden we weer teruggestuurd, pas als het donker werd moesten we thuis zijn. Speelgoed, ik kan het me niet herinneren, dat gold bijna voor iedereen. Maar de jaren tot mijn 14de vond ik wel de mooiste jaren.
We woonden in een woning van de gemeente. Iedereen kent iedereen daar. Als het zo warm was net als afgelopen zomer dan leefde iedereen op straat. De mensen zaten voor de deur buiten.
Boodschappen opschrijven
Wij woonden in de Lijsterstraat, daar had je op elke hoek van het blok woningen een kruidenierswinkel. Er waren 4 kruideniers op misschien 50 woningen. En ze hadden iedereen als klant. Iedereen liet alles opschrijven en als het loon binnen kwam dan werd het afgerekend. Als ik boodschappen moest gaan doen kreeg ik altijd de boodschap mee, laat het maar opschrijven. Het ging dan om suiker of levensmiddelen, maar het waren gewoonlijk maar 1 of 2 dingen, voorraad was er niet, koelkast hadden ze niet, dus je haalde pas iets als het nodig was. De bakker en de slager kwamen aan huis. Ook de huur werd thuis opgehaald, mijn ouders huurden voor drie gulden.
Met zijn allen rond de platte buiskachel
Die woningen aan de Lijsterstraat staan er nog steeds. Je had twee aparte kamers beneden en een aangebouwde keuken. Van de huiskamer ging je met de trap naar boven. Daar waren drie slaapkamers. Daar sliepen ik met mijn twee broers, daarnaast mijn twee zussen en de ouders. Mijn jongste broer was drie jaar jonger dan wij, en we gingen altijd naar de nachtmis en dan moesten we wel naar bed. En dan om 10 uur maakten we hem wakker, stond hij 6 uur te vroeg naast zijn nest!
Je woonde er maar voor de rest had je niks. Alleen een plattebuis kachel, een pot met een grote voet eronder en daar was een stuk aangebouwd en dat was de plattebuis en daar kon het eten sudderen. Warm eten ging gewoon op borden maar we aten ook wel uit de pan. Bijvoorbeeld als er spek gebakken werd dan zaten we om de buis en werd het spek gesopt met brood. En de volgende dag liet je het stollen en smeerde je het met een beetje suiker, heerlijk was dat! Brood at je ook rechtsreeks van de tafel. Die plattebuiskachel stond midden in huis. ’s winters zaten we met zijn allen rond de kachel. Schoenen uit en dan allemaal vanonder op die voet. Daar kreeg je wintervoeten van maar dat deden we toch.
Smokkelen door de armoede
De saamhorigheid onder de mensen was heel anders dan nu. Iedereen kende iedereen en iedereen nam elkaar zoals ze waren. Nu wordt er over iedereen geluld en gekletst, dat was toen anders, minder kwetsend. Ik heb de film over de buurt gezien maar ik herken het niet. Als kind wist ik niet beter dan dat heel veel mensen ’s nachts naar België gingen om te smokkelen, dat was heel gewoon dat dat gebeurde. Als er toevallig eens een gepakt werd ging het als een vuurtje rond. Maar het gebeurde door de werkeloosheid, niet om er rijker van te worden. Het was gewoon om in leven te blijven. Het was pure armoe dat ze dat gingen doen. En in de oorlog was het natuurlijk helemaal gewoon.
De oorlog
Op mijn 14de brak de oorlog uit. Tot die tijd denk ik dat ik niet van Broekhoven af ben geweest. We hebben een tijd gehad dat het spertijd was en we niet buiten mochten komen. Ik ken ook verschillende jongens die bij het Duitse leger gingen. Als ze dan kwamen in het uniform en er werd een razzia gehouden dan zeiden ze blijf maar staan, ik zorg wel dat je wegkomt. Ze gingen uiteindelijk naar Rusland en daar is er geen een van teruggekomen.
Toen was het kommer en kwel, we hadden niks. De meeste gemeentewoningen die hadden een poortje voor de tuin van zwaar hout. En in de oorlog, als het dan koud was en we hadden niks gingen we een of twee van die poortjes halen en die zaagde vader en die konden dan in de plattebuis.
Ik ben in de textielfabriek gaan werken, want op je 14de waren ze blij dat je kon gaan helpen. Bij Pieter van Dooren waar nu het Elisabeth ziekenhuis is. Het spinnen heb ik tot mijn 17e gedaan. Toen moest Pieter van de Duitsers personeel leveren dat naar Zeeland moest, ik was vrijgezel en jong dus ik moest ook naar Zeeland. Ik heb 5 maanden in Renesse gezeten. Het was een rottijd, mensen werden uit hun huis gezet, ze gooiden er een paar pakken stro in en daar sliepen we dan. In Renesse leerde ik een man kennen waar we ’s avonds gingen buurten Na de oorlog ging ik nog een keer terug naar hem maar ze vertelden me dat hij bij de ondergrondse had gewerkt en ze hem opgehangen hadden in het bijzijn van zijn vrouw. Dat vond ik wel zo erg. Als we langs het strand liepen en het was slecht weer geweest vonden we ook nog wel eens een dode piloot, die dan aangespoeld was. En dan was je 17 jaar.
70 jaar getrouwd
Vlak na de oorlog ben ik in dienst gegaan, ik ging naar Engeland. Als oorlogsvrijwilliger ben ik in Engeland blijven hangen. En terug in Nederland liep ik tegen mijn vrouw aan. We zijn dit jaar 70 jaar getrouwd dus dat is lang geleden. Ik viel plotseling op haar, de manier waarop ze me aansprak. We trouwden en we hadden niks, alles was op de bon. Dus we kregen bijvoorbeeld bonnen om een laken te kopen. We hebben tien jaar bij onze ouders ingewoond, tot we een flat in het Zand kregen. Onze zoon is nu 67.
Ik zeg altijd ik zou niet jong willen zijn, ik zou het niet meer over willen doen, maar ik heb een goed leven gehad. We hebben wel veel op moeten geven nu we ouder worden, ik heb problemen met lopen, en mijn vrouw kan ook niet meer lopen en niet meer fietsen. Dat vind ik nog wel het ergste. Ik heb de auto weggedaan en mijn rijbewijs laten verlopen, daar heb ik nog wel het meeste spijt van.
Ik zeg altijd: lach elke dag. Ik neem alles zoals het komt en maak me geen zorgen. Daar heb ik geen kale kop van gekregen. Ik ben ook tevreden met wat ik heb. Luxe hoeft van mij niet. Het is mooi dat ik er nog steeds ben.